29 oktober 2015
Het Hof van Justitie EU heeft in 2014 in drie procedures gezegd dat het regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting in strijd is met het Europese recht. Volgens het Hof van Justitie EU moet een fiscale eenheid mogelijk zijn tussen een in Nederland gevestigde moeder- en kleindochtermaatschappij als de dochtermaatschappij niet in Nederland is gevestigd. Ook moet een fiscale eenheid gevormd kunnen worden tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen met een in het buitenland gevestigde moedermaatschappij. Dat is opmerkelijk omdat in zuiver binnenlandse verhoudingen een fiscale eenheid in deze situaties niet mogelijk is.
De arresten van het Hof van Justitie EU vormen de aanleiding voor een wetsvoorstel om het regime van de fiscale eenheid aan te passen. Het wetsvoorstel probeert zo veel mogelijk aan te sluiten bij de voorwaarden en de uitwerking van het bestaande regime van de fiscale eenheid. De regeling voor de fiscale eenheid wordt uitgebreid voor beide door het Hof van Justitie EU beoordeelde situaties. De buitenlandse dochtermaatschappij wordt niet opgenomen in de fiscale eenheid tussen een in Nederland gevestigde moeder- en kleindochtermaatschappij. De uitbreiding geldt niet voor binnenlandse situaties. In die gevallen blijft de eis gelden dat de fiscale eenheid vennootschappen omvat die een ononderbroken verticale keten vormen. Dat betekent dat een fiscale eenheid tussen een in Nederland gevestigde moeder- en kleindochtermaatschappij niet mogelijk is zonder ook de in Nederland gevestigde dochtermaatschappij daarin op te nemen. Ook een fiscale eenheid tussen zustermaatschappijen is niet mogelijk wanneer ook de moedermaatschappij in Nederland is gevestigd. Als voorwaarde bij de uitbreiding van het regime van de fiscale eenheid geldt dat de buitenlandse tussen- of topmaatschappij binnen de EU of de EER moet zijn gevestigd.
Bij een fiscale eenheid tussen zustermaatschappijen gaat een van de zustermaatschappijen als moedermaatschappij functioneren. De werkzaamheden en het vermogen van de andere zustermaatschappij worden toegerekend aan de als moedermaatschappij aangewezen zustermaatschappij.