10 maart 2016
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer uiteengezet waarom hij de opvatting van de Advocaat-Generaal (A-G) over de belastingheffing in box 3 niet deelt. De A-G stelt in een conclusie dat de belastingheffing in box 3 in strijd is met het eigendomsrecht. Die opvatting wijkt af van jurisprudentie van de Hoge Raad. De Tweede Kamer had de staatssecretaris om een reactie gevraagd.
Volgens de staatssecretaris is de bestaande vermogensrendementsheffing niet op regelniveau in strijd met het eigendomsrecht van het Eerste Protocol bij het EVRM. Naar zijn mening heeft de wetgever met de forfaitaire belastingheffing in box 3 de hem toekomende ruime beoordelingsmarge niet overschreden. De staatssecretaris verwijst daartoe naar een arrest van de Hoge Raad van 3 april 2015. In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het forfaitaire stelsel van box 3 in beginsel geen inbreuk op het eigendomsrecht vormt. Het kabinet wacht het arrest van de Hoge Raad in de zaak, waarin de A-G conclusie heeft genomen, af. De staatssecretaris is zich bewust van de maatschappelijke onrust en onvrede over de vermogensrendementsheffing en van de discussie daarover. Naast de aanpassingen die per 2017 in werking treden wordt onderzocht of het haalbaar is om een heffing over het werkelijk rendement uit sparen en beleggen in te voeren. Niet eerder dan bij het Belastingplan 2017 zal de staatssecretaris daarop ingaan.