8 februari 2018
De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit een goedkeurende regeling gepubliceerd voor de toepassing van de eigenwoningregeling. De goedkeuring heeft betrekking op een onbedoelde beperking van de renteaftrek bij partners die gezamenlijk een eigen woning kopen. Bij de toepassing van de bijleenregeling kan het zijn dat een deel van de schuld niet als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. Ook wanneer een van de partners een onder het overgangsregime vallende bestaande eigenwoningschuld heeft kan zich een beperking van de renteaftrek voordoen als de andere partner na 31 december 2012 een eigen woning verkrijgt en daarom aan de aflossingseis moet voldoen.
De staatssecretaris vindt het ongewenst dat partners van wie ten minste één voorafgaand aan de gezamenlijke aankoop van de eigen woning een eigenwoningverleden heeft, worden geconfronteerd met een niet-beoogde beperking van de renteaftrek. Daarom keurt hij onder voorwaarden goed dat het eigenwoningverleden van beide partners bij helfte wordt verdeeld over beide partners om daarna de individuele eigenwoningschuld en het eigenwoningverleden te bepalen. Deze goedkeuring geldt met ingang van het belastingjaar 2013. Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
a) De partners kopen de eigen woning aan in een 50%-50%-verhouding en gaan de schuld(en) voor de financiering van de woning in diezelfde verhouding aan.
b) Beide partners doen een beroep op de goedkeuring door de eigenwoningreserve en de eigenwoningrente op deze manier in hun aangifte op te nemen.
c) Beide partners stemmen ermee in dat toepassing van de goedkeuring ook geldt voor latere jaren. De verdeling bij helfte van het eigenwoningverleden kan daardoor niet worden herzien of teruggedraaid in een later belastingjaar.
In andere situaties kunnen partners zich gezamenlijk wenden tot de Directie Vaktechniek van de Belastingdienst voor een beoordeling van een niet-beoogde beperking van de aftrek van eigenwoningrente.
Onherroepelijk vaststaande definitieve aanslagen over voorgaande jaren kunnen op basis van de goedkeuring ambtshalve worden verminderd, mits het gezamenlijke verzoek daartoe binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft wordt ingediend.